14 Programma voor mijn eindexamen klassiek solozang Akte A op 6 juni 1996

14.1 Moment van een les in klassieke zangtechniek van Lennart Rodriguez de Miranda

Een klassiek programma kan gezongen worden met een stem die voldoende ontwikkeld is zodat de hoogste en laagste tonen vrij klinken.

Voor mij is het een eerste vereiste om de adem op zijn plaats te krijgen met de oefeningen van Tamanti.
Het volgende stukje tekst beschrijft de technische zangles die ik van mijn 19e jaar tot mijn 62e jaar heb gevolgd bij Lennart Rodriguez de Miranda.

Na een periode van twaalf jaar zelfstandig ontwikkelen zonder zangles, nam ik deze zanglessen in 1994 weer op, omdat ik merkte dat mijn stem veranderde.
Een vrouwenstem maakt namelijk verschillende fasen door: Kinderstem, pubertijd tot adolescentie, volwassenheid tot ongeveer veertig, de periode tot ongeveer zestig, dan tot ongeveer tachtig, en de tijd daarna.

De oefeningen zijn ontwikkeld door Tamanti.
Drink  eerst iets warms om de stembanden op te warmen.
De volgorde van de klinkers is: à-è-i-ò.
De “à” is een ontspannen klinker. Als je de neus en mond opent, en de onderkaak licht beweegt, komt er “à” uit.

In slow-motion gebeurt er dit:
Je begint met de buikspieren los te laten. Dan kan het middenrif zelf zijn laagste positie zoeken.
Maak neus en mond actief open met lucht. Ik voel en ruik de geur van de lucht boven in de neus, waar de reukzenuw zit. Daarna voel ik de luchtstroom naar het keelgat gaan.
In de winter voelt dat koud. In de zomer voelt dat warm.
Dan valt de adem via de neus keelholte en het strottenhoofd met open stemplooien naar het middenrif.
Het middenrif gaat langzamerhand terug naar boven bij de uitademing met geluid van de stembanden.

Op die manier doe je gewoon je mond open en begin je.
Je bent los  en hebt  genoeg adem.

Bij oefening 1 en 2 heb je natuurlijk niet veel adem nodig.
Het middenrif zit dan helemaal op zijn plek, maar dat kan alleen als je de adem niets in de weg legt en het gewoon laten gaan. Zoek de juiste houding om buik- en bilspieren los te houden en de hals en strottenhoofd vrij, door het lichaamsgewicht te verdelen over de rechter en linker voet, en naar voren en naar achter te bewegen.
 
Omdat de buikspieren zich spannen bij het uitademen, zijn ze niet altijd direct ontspannen bij een reflex van inademen na de oefening.
Dan moet je eerst weer uitademen, ontspannen, en opnieuw beginnen.

TIP:
Snurken helpt soms om dieper te ademen, de neus open en het gehemelte breed te maken. Dit waren oefening 1 en 2 van Tamanti.

Dan doe je bij het eerste stukje van oefening 3 hetzelfde en je zoekt met lucht de ruimte op van de neuskeelholte boven het weke gehemelte (fantasie: 'koepel').

Die ruimte van de neuskeelholte boven het weke gehemelte maak je breed door daar naar boven licht te geeuwen.
Wacht lang genoeg tot de adem contact maakt met het middenrif. Dat geeft een gevoel dat de adem naar een bodemloze put valt.
 
Bij het 2e stukje van oefening 3 adem je laag langs de rug naar je stuitje, alsof je onder je darmen over de bekkenbodem naar beneden schept met adem, met een zijwaartse beweging naar de flanken.
Daardoor ontspant het middenrif onwillekeurig en dus vanzelf en de ribben gaan open. Vanzelf en onwillekeurig met de buitenste tussenribspieren.

De buik is ontspannen en beweegt mee met de zijwaartse beweging van de ribben en er is het gevoel van druk van het middenrif, via de darmen naar de bekkenbodem.

Daardoor lijkt het alsof de adem een cirkel maakt over de bekkenbodem via de buikwand naar het ontspannen strottenhoofd voor de bovenlip langs, weer langs de rug van de neus naar boven, enz. Het lijkt alsof het strottenhoofd op de bekkenbodem rust. Tenminste, wanneer er geen emotionele spanningen in de weg zitten.

De beschrijving van de ademstroom met onwillekeurige spieren is niet bewust te voelen, maar dit gebeurt er met de adembeweging.
Je voelt niet wat het middenrif doet, maar wel wat het veroorzaakt. Dat heeft effect op wat de stembanden doen.
Dat heb ik hier beschreven.

Je mag verder lezen maar beter is het om mij te vragen om naar je stem te luisteren.

Dan doe ik vóór wat jij gaat doen om moeiteloos meer stem te geven.
Zelf hoor je de stem binnendoor van het strottenhoofd naar de oren.
Het kan dan klinken alsof er lucht omheen is. Het kan ook juist helder klinken als dat niet waar is.
Of je hoort kraakjes en piepjes en glans wat er niet is.
 
Het luisterend oor van de zangpedagoog hoort jouw stem zoals deze werkelijk klinkt in de ruimte. En de stem mentor voelt jouw emoties.

In plaats van de gewrichten van de onderkaak los te laten, moet ik het tongbeen met de tong laten rusten. Dit helpt bij oefening 5 van 2 tonen op 1 klinker en bij oefening 6 van 3 tonen op 1 klinker en oefening 7.

Vergeet niet om in het begin, tot de eerste 3 maanden, in te ademen en uit te ademen zodat de buikspieren en het middenrif ontspannen.

Je kunt het beste eerst uitblazen na het zingen van de oefening en dan spontaan loslaten.  

Vanaf oefening 8 en 9 geeft het middenrif zoveel kracht, dat de  zijkanten van de keel omlaag gaan en dieper zakken.

Misschien begrijp je nu de vergelijking, de metafoor met boetseren?

Het keelgat wordt wijd gemaakt.

Neus open maken met lucht betekent dat de slijmvliezen van de inwendige neus glad naar de wanden gaan.
Dus dat de stem iets wijder wordt aan de bovenkant.
Het strottenhoofd laag betekent dat het keelgat wijder wordt.
De stem wordt wijder naar omlaag.
De keelbogen en het weke gehemelte maken de zijkanten wijder.
Alsof er geen klank gebruikt wordt maar de stembanden zich slechts openen.

Oefening 10 zijn sprongen. Dat gaat vanzelf omdat je de beweging van de adem nu volledig hebt gedaan en voor dit moment dan ook beheerst.
Als het borstbeen op komt is dat met spanning van onwillekeurige buitenste tussenribspieren, die pas mogen werken als het middenrif werkelijk niet lager zakken kan.

Dat is waar.
Maar zangers moeten het altijd eindeloos verder laten dalen.

Toch mag het borstbeen opkomen als je onderweg in je ontwikkeling als zanger uit volle borst moet zingen als je bijvoorbeeld een hoogtepunt zoals een toegift geeft.

De meeste moeite heb je met het direct ontspannen na de oefening.

De reactie is meestal niet snel genoeg.
Het zijn stugge, taaie tussenribspieren  en stevige getrainde dansersbuikspieren die niet snel genoeg los kunnen laten.

Tong en tongbeen los. Probeer a.h.w. de adem dieper in de kom (het middenrif) te scheppen door de ribben laag open te houden.
Rug recht en hals lang, "hengelen naar middenrif”.

De eerste staccato toonladder van oefening 11 betekent snel inademen zoals je daarnet langzaam mocht: neus open kaak los licht geeuwen,
adem laten vallen ( is fantasie voor strot laag) pak middenrif op naar beneden. Hou ribben open. Niks meer aan doen. Het kan nu vanzelf gaan.

Evaluatie

Na de les kan er een gevoel zijn dat het strottenhoofd op de bekkenbodem rust en de tong op je schoenen.

Het is ook mogelijk om aan hoogtes te werken, dan wordt er meer gevraagd van de spieren van het gezicht. Het is heel belangrijk dat, wanneer het keelgat open “geboetseerd” is, je de mond normaal open houdt en niet te veel.

Het keelgat wordt wijd en is dan wijd na de oefeningen, ook als de mond bijna dicht is.

De ruimte boven de neus moet open, alsof er na het "in de neus kruipen" een paraplu open gaat.
Dan is het alsof de adem via de rug en langs je stuitje naar omlaag valt en je voelt de druk in bekkenbodem als onder de voetzolen door, als persen, vanuit losse buikspieren.

Omdat je lippen en tong erg lui worden van het oefenen op klinkers, zijn er in mijn les na de solfège oefeningen voor de adem articulatie oefeningen. Begin met bewegen van handen en gezicht.

Nu ga je wat je hebt leren te isoleren in de adem oefeningen coördineren.
Je ademt snel in, zoals je daarnet langzaam mocht: neus open, kaak los, licht geeuwen, adem laten vallen (dit is een fantasie om het strottenhoofd laag te laten rusten), en pak het middenrif op naar beneden.
Hou laag. Dit moet nu allemaal vanzelf gaan.

Dan komen de emoties.
Je moet niet de plaats waar je bent relateren aan emoties die je voelt.
De emoties uit het repertoire zijn verwerkt, die kun je dan ook vergeten, net zoals het sterk uitspreken van de tekst.

De eigen persoonlijkheid wordt groter, duidelijker en sterker door het oefenen, zodat je het contact met het publiek kunt maken.

Geef de aandacht die het publiek verdient.
Blijf niet in je eigen techniek vast zitten. Het is als autorijden: je rijdt mèt de auto, niet ín de auto.
Het horen van je eigen stem van buitenaf is niet mogelijk, daar heb je het luisterend oor van de pedagoog voor nodig.
Je hoort je eigen stem binnendoor in je hoofd. Blijf dus altijd zanglessen volgen bij iemand waar je een blind vertrouwen in hebt om de stem te blijven ontwikkelen.
Als de adem goed is, is het mogelijk om alles te zingen wat je “wilt” zingen.

Bovenstaande les kan ook in borststem gegeven worden voor lichte muziek.

14.2 Na les in zangtechniek is les in repertoire van Ank Reinders de voorbereiding op het examen.

Zij kent het repertoire wat goedgekeurd wordt voor een klassiek examen en een klein stembereik heeft.
Zij werkt met mij niet aan de beweging van de ademhaling, maar laat mij direct 'inzingen'
Dit is het repertoire van mijn Staatsexamen.

Zingen kun je niet lezen, zingen moet je doen. Maar toch wil ik beschrijven wat er in de lessen gebeurde

Het volgende stukje is een verslag van de zangles van Ank Reinders te Den Haag, op  donderdag 28 maart met piano begeleiding van een pianist, om 11.00 uur ‘smorgens. Inzingen: toonladder op O van boven naar beneden, en weer naar boven. Dan ook iets lager. Dan ook van beneden naar boven, steeds hoger en als ik zin heb mag ik naar “A” Dit doen wij tot fis”. De adem is beter geworden; ik ben vooruit gegaan. Nu de rest nog: Zangtechnisch is het nodig rustig te beginnen in het lichte register. De stukken in het zware register worden later gezongen. Daarna mag er “hard” gezongen worden op een manier waar de stem moe van wordt.
Dan is de volgorde: naar stemomvang van hoog naar laag. Dan volle stem is “Hello, young lovers” en borststem, spreekzingen, bijna belten  is “Der Graben”.

Hier zijn de volgende aantekeningen gemaakt:

Lütgen nr 5:
Lage tonen in het lichte register worden op “OE” gezongen; midden register - of overgangstonen - op “O” en het lichte register op “A” en “AA”.

Marchesi nr 17:
De eerste en tweede maat op “OE” met  een lange fermate (de “OE” kan niet “breken”) waar je spectaculair zacht zingt. Midden op “O”, licht op “A”. Eindig mooi (gesteund) en wees snel weg.

Marchesi nr 22:
Romantisch. Laat de stem stralen. Voor mij voelt dat als lachen.

Vaccai Recitativo:
Dit was voldoende op het examen op 7 juni 1995. Voldoende gesteund, voldoende geplaatst en uitgesproken.

Mozart  “Sehnsucht nach dem Frülinge”.

Schumann: “Nun hast du mir den ersten Schmerz getan”.
Sf op “Nun” en “Mann, (den Todesschlaf)”

Brahms: “Mädchenlied”.
Nergens ernstig worden. Eigenlijk is het een grapje. Het is een lichte tekst en het is nooit dramatisch. Neem poco rit. (langzaam) na: “wieder mich zum Schlafen dann” bij “leg wieder mich zum schlafen dann.” Glottisslag na “O,Herzeleid, die” bij “Ewigkeit”. Geen brede mondstand (brievenbus) bij “Und kommt mein Liebster” meer mondhoeken naar voren en naar “U”, met losse kaak. Laatste zin “mag nicht im Paradise sein!” blijf op middenrif, veel middenrif, of: gesteund zingen. Tellen helpt: 1e 2e 3e.  

Jürgen Golle: “Abendlied”.
Bij het Abendlied van Golle komt een glottisslag na “Warum,” bij “Ach”. Geen glottisslag bij “und” träume sacht”. Zing door: “Schlaf ein, mein Kind, und”.  Na “Stadt” hap om heel even te onderbreken, ook na “so” (voor “still?”). Spreek uit als ”Weil su dann schlafun will”. Tosi wilde een glimlach met bedekte boventanden. Garcia wilde slechts de mondhoeken licht op in de richting van een glimlach, zonder te glimlachen. Ik moet de mondhoeken iets naar voren laten en de tongpunt voorin tegen de ondertanden houden. Vertrouw op mijn inademing die hieraan vooraf gaat. Die is voldoende. “Hand” spreek ik uit als “Haand”. “Hand” moet benadrukt, (= voldoende gearticuleerd en mag iets hees klinken, als gefluister. (“Arthur Oldham van het Koor van het Concertgebouw Orkest zei: ”Soft fluister”). Maak verschil: het kind is lyrisch, de moeder is rustig en geeft duidelijk antwoord. “Da geht die” maak gebruik van rubato door “Sonne” duidelijk en langzaam uit te spreken en te zingen. “Schlaf” is iedere keer iets rustiger dan de woorden die daarop volgen.

Hans Eisler: “Der Graben”.
Spreek meer consonanten uit. Er mag meer stemplooisluiting zijn. Meer als Lotte Lenya.
Dit is een stuk dat ik kies als laatste van het programma omdat het de stem vermoeit.
Uitspraak: “weggenommen” klinkt als “wekkenommen”.  “Gendarm” klinkt als “Zjandarm”. Laat je gaan, en zing grof.

Weckerlin Bergerettes: “Que ne suis je la fougère”.
Alle “i” en “ai” klinken als “è” met mondhoeken iets naar voren, een pink tussen de tanden. Dit laatste ook bij “la beauté” d.w.z. ruimte tussen de tanden. Homerus zei: “welk één toon ontsnapt aan de haag uwer tanden”. Hoe kan een toon klinken als de tanden op elkaar zijn. De mondholte is de grootste resonansruimte. “In een grote mond, die lacht klinkt de stem het meest” (Ank Reinders).
Let op p en mf. 2e strophe mag ik “warm” zingen. Kijk naar de betekenis van de tekst. “Ré - licht veren - pé - licht veren - té” tussen de lettergrepen. “Qui sourietaala” is de uitspraak. Dit zijn liaisons. ”Voudraizetre”. Ook bij: “M’ont fait troopambisieu”. Dit mag overal want Marie Antoinette praatte bekakt in haar herdersspelletje.

Voor het 1e gedicht van Jurriaan Andriessen. En “La grenouillère” van Francis Poulenc gelden bovenstaande regels.

Claude Debussy “La flûte de Pan”.
Wees snel weg na:  “Hyacinthies”. “Pei-” is tanden van elkaar “ne” is snel weg. “La flûte” is de kus. Snel weg na “te”. “Mais je suis un peu tremblante” is nerveus van binnen, maar niet versnellen. “Perdu-” snel weg bij “e”. “Tailles” klinkt als “AA”. Blijf staan op de fermate na dat woord.

Dr Thomas A.  Arne: “Blow, blow thou winter wind” spreek uit “wind”; niet “waaind”.

Antonio Vivaldi:“Piango, gemo” Passacaglia.

Giacomo Carissimi:“Vittoria, mio core”  Composizione di camera.
Giovanni B. Bononcini “Per la gloria”: zing vrij.

George F. Händel:“Scorta rea”: triller op eind als versiering.

R. Rodgers: “Hello young lovers”: Laat je gaan op de laatste bladzij. Doe crescendo en decresendo met lange zin op fis’ in het begin.

Brahms: “Mädchenlied”.
Nergens ernstig worden. Eigenlijk is het een grapje. Het is een lichte tekst en het is nooit dramatisch. Neem poco rit. (langzaam) na: “wieder mich zum Schlafen dann” bij “leg wieder mich zum schlafen dann.” Glottisslag na “O,Herzeleid, die” bij “Ewigkeit”. Geen brede mondstand (brievenbus) bij “Und kommt mein Liebster” meer mondhoeken naar voren en naar “U”, met losse kaak. Laatste zin “mag nicht im Paradise sein!” blijf op middenrif, veel middenrif, of: gesteund zingen. Tellen helpt: 1e 2e 3e.  

Johann  S.  Bach: Kantate 142:
Intro van 1 1/2 maat is de eerste maat en het accoord uit de maat waar de stem inzet. “J” voor de tel van de inzet met losse kaak. “Immanoe-el”. “Fas-sen is kort en weg”, zo ook “dek-ken” en “wek-ken” “Preis gefallen” zing de “e”, stop dan met zingen, en zing daarna de “n”. Crescendo en decrescendo op (“denn ich) “bin”. Tanden van elkaar (overal) en tong voorin houden.

George  F. Händel: “Haste  to the Cedar Grove”.
Het “krentenbrood” in de partituur (d.w.z. de groepjes kortste noten) bepaalt het tempo. Hou tanden van elkaar alsof er een pink tussen de tanden kan. De “ie” en “ee” krijgen dit.
“In whispers” blijf op middenrif zingen. “Glides” kort, “fragrant” klinkt als freegrent. “Be” mag een dis” i.p.v. een fis”. “Tinkling” hou de mondhoeken naar voren met een losse kaak. Vertrouw op de adem. Zing gewoon. Strottenhoofd is laag. Ontspan.

Evaluatie

Met een kleiner bereik dan dat van de Lyrisch Sopraan kreeg ik een voldoende voor dit Staatsexamen.
In de Klassieke muziek is de klankkleur van de stem bepalend voor het stemtype. Mijn klankkleur is die van een lyrisch sopraan.
In de Lichte muziek is het stembereik bepalend voor het stemtype. 
Mijn stembereik gebruikte ik voor dit klassieke examen en omdat ik een lyrische manier van zingen heb, was dit examen voldoende.

>