11 Algemene muzikale vorming
     met muziektheorie.

Ga van het hart, van de passie, naar het hoofd en vergaar de kennis. Leer.
Algemene Muziek Theorie helpt je de muziek beter te begrijpen en dus te onthouden.
Ga dan terug naar de ziel. Solfège helpt je de muziek beter uit te oefenen.
Probeer op een muziekschool of bij een stagiaire van een conservatorium les te nemen.
Ik ga uitleggen van wat deze vakken inhouden.

11.1 Muziektheorie

11.1.1 Tonaliteit

Een interval van een reine prime bestaat uit één toon die door twee stemmen wordt uitgevoerd, zoals: C en C. Een interval van een kleine secunde bestaat uit een toon zoals C met een halve toonafstand door een andere stem gezongen of gespeeld zoals Cis. Een grote secunde heeft een hele troonsafstand: C - D, Een grote terts is opgebouwd uit drie tonen met een hele toonafstand: C - D - E zoals in de grote tertstoonladder van C groot of majeur. Een kleine terts is opgebouwd uit twee tonen met een hele toonsafstand: C - D en een toon met een halve toonsafstand: ES zoals in de kleine tertstoonladder van C klein, of mineur. Een reine kwart omvat de eerste vier tonen van de majeur of grote tertstoonladder. In C is dat C - F. Een reine kwint omvat de eerste vijf tonen van de grote tertstoonladder. In C is dat C - G. Een kleine sext omvat de eerste zes tonen: C - As. Een grote sext ook, maar dan groot: C - A. Een klein septiem omvat de eerste zeven: C - Bes. Een groot septiem ook, maar dan groot: C - B. Tonaliteit is muziek die als zijn basismateriaal één van de grote of kleine tertstoonladders heeft gebruikt en die een bepaald verband accepteert tussen de tonen van de toonladder en de accoorden die daarop gebouwd zijn.

11.1.2 Tonica

De tonica is de grondtoon van een toonladder (toonsoort); de eerste trap van een toonladder waarmee de toonsoort wordt aangegeven. Het is het tooncentrum dat in een muziekstuk domineert. In deze toon lossen melodische, harmonische en ritmische spanningen zich op, en maken zich telkens weer nieuwe spanningen los. De tonica vindt je meestal aan het begin en het eind van een liedje.

11.1.3 Toonsoort

De toonsoort is de toonladder die aan een liedje ten grondslag ligt. Wanneer een lied “in G staat” is de daaraan ten grondslag liggende toonladder G A B C D E Fis G.

11.1.4 Toonladders

Toonladders zijn stijgende of dalende reeksen tonen, die bij de grondtoon beginnen en bij het hogere of lagere octaaf eindigen.

11.1.5 Trappen

Een toonladder bestaat uit 7 tonen. 
In de harmonieleer noemen wij die trappen. Deze schrijft de componist of arrangeur in romeinse cijfers, om verschil te blijen zien in cijfers die de maten aanduiden en cijfers die de bladzijden aangeven van de bladmuziek. Deze wordt ook score of ook partituur genoemd.

11.1.6 Intervallen

Een interval is de ruimte tussen twee tonen. Klinken twee tonen tegelijk, dan spreekt men van een harmonisch interval, klinken ze na elkaar dan noemt men een interval melodisch.

11.1.7 Sleutel

De sleutel is het teken vooraan de notenbalk dat de naam van de op die lijn geplaatste noten bepaalt: de g- of vioolsleutel op de vierde lijn van de bovenste balk, de f- of bassleutel op de tweede lijn van de onderste balk. Deze twee balken. horen bij elkaar in piano notatie en worden door een accolade aan elkaar gebonden. De hulplijn van de c’ gestreept, de centrale C (op de piano boven het sleutelgat) maakt de elf lijnen van onze notatie compleet.

11.1.8 Kwintencirkel

Deze bestaat uit tonen zodanig gerangschikt dat ze met tussenruimtes (intervallen) van een kwint (de eerste vijf tonen van een toonladder) naast elkaar staan, van waaruit wij alle transposities van de zeven toonladders kunnen maken. Vanaf c naar boven bestaat de kwintencirkel uit de volgende twaalf tonen (waarvan de respectievelijke toonsoorten steeds een kruis meer hebben dan de voorafgaande): C G D A E B Fis (Een ezelsbruggetje om het te onthouden is: Geef de armen een brood fis. Cis Gis Dis Ais Eis Bis (Enharmonisch gelijk aan C. Enharmonisch is anders genoemd en geschreven, maar op de piano hetzelfde klinkend). Van C naar beneden bestaat de kwintencirkel uit de volgende twaalf tonen (waarvan de respectievelijke toonsoorten steeds een mol meer hebben dan de voorgaande): C F Bes Es As Des Ges Ces Fes Beses Eses Ases Deses (enharmonisch gelijk aan C) (Een ezelsbruggetje om dit te onthouden is: Friese boeren eten alle dagen groente soep). In deze reeks komen als je haar voldoende verlengt tenslotte ook alle dubbele verhogingen en verlagingen voor. Deze reeks wordt spiraalvormig opgesteld. Enharmonisch gelijke tonen staan op de kwintencirkel op dezelfde plaats. Iedere toonsoort heeft zijn eigen voortekens (kruisen of mollen). Het laatste kruis (teken dat aangeeft dat een noot een halve toon hoger gelezen moet worden) is de leidtoon voor de tonica. Fis Cis = D majeur. D is de tonica; de toonsoort. De op een na laatste mol (het teken dat aangeeft dat een noot een halve toon lager moet worden gelezen) is de toonsoort van het liedje. Staan er bijvoorbeeld vier mollen achter de viool- en/of bassleutel, Bes Es As Des, dan is de toonsoort As. As is de tonica.

11.1.9 Transcriptie

Is een bewerking van een muziekstuk voor een bezetting van al of niet transponerende instrumenten, zoals trompet en saxofoon.

Momenten van een harmonie/analyse les waar liedjes bewerkt worden en transcripties worden gemaakt.

1) Trapcijferanalyse:
Om een transcriptie te kunnen maken moet je de belangrijkste trappen kennen: Iedere toon van de toonladder wordt een trap genoemd. In C groot is dit: C = I, D = II, E = III, F = IV, G = V, A = VI, B = VII. Een drieklank bestaat uit een prime (eerste toon van de toonladder) een terts (derde toon van de toonladder) en een kwint (vijfde toon van de toonladder). De naam van de bastoon van een drieklank of vierklank (met een toegevoegde toon zoals een sext, septiem, of none, een toevoeging) heet een symbool. Bijvoorbeeld C majeur is de eerste trap in de toonladder van C groot. C majeur is I, dat is de eerste trap in de toonladder. D is II, dat is de tweede trap. E is III is e, dat is de derde trap. F is IV, dat is de vierde trap. G is V, dat is de vijfde trap. A is VI, dat is de zesde trap. B is VII, dat is de zevende trap. Een accoordschema is een opeenvolging van trappen met de naam van de bastoon als symbool. Er zijn schema’s zoals dat van de “Rhythm changes”, die voor talloze liedjes gebruikt worden als basis. Het is het thema van “I’ve got rhythm” van George Gershwin. Op papier staan boven de balk de symbolen (bijvoorbeeld G 7 in de toonsoort C voor het dominant septiem accoord) en daaronder de trappen in romeinse cijfers. Dit is de verklaring, de trapcijfer analyse. De verbinding van accoorden (symbolen) is de zetting. Dan worden de bas en tenor in de onderste balk en de alt en sopraan in de bovenste balk voor de pianist geschreven. Voor de bassist alleen de bas. De bas klinkt een octaaf lager dan dat deze staat geschreven.
Dan harmoniseer je de melodie: Je schrijft een melodie op in twee balken met een viool en een bassleutel met vier maten per regel. De volgende regels op papier hoeven geen viool- en bassleutel te hebben, er hoeven geen voortekens te staan, zoals op de eerste regel. Je schrijft de melodie in noten in de balken. De symbolen schrijf je boven de bovenste en de trapcijfers onder de bovenste notenbalk. Je moet altijd voor de balk schrijven in welke toonsoort je de trapcijfer analyse (transcriptie) maakt. We zitten bijvoorbeeld in C dus je schrijft een hoofdletter C met dubbele punt, is C: Je schrijft het in trapcijfers, en je schrijft een trapcijfer (een romeins cijfer) soms tussen haken [ ].

2)Handleiding harmoniseren van een melodie:
Wat is de volgorde van werken in het begin?
-De maat is gegeven, die hoor ik. Ik probeer een basnoot te horen. Dat is de toonsoort. Dit is C groot.
-Bepaal de toonsoort.
-Hoeveel accoorden komen er per maat?
-Wat is het harmonisch ritme? Kies voor één accoord per maat, maar soms twee per maat.
-Het bepalen van de vorm.
-Een structuur bijvoorbeeld die opgebouwd is uit 16 maten, waarvan alle deeltjes verschillend zijn. Na de eerste 16 maten komt het begin terug van
6 maten. De vorm is een 32 maten schema (A B C D).
-Een reeks veel voorkomende accoorden heet een cadens. I en V is de meest voorkomende accoord verbinding, maar ook een “tussen II - V” verbinding komt voor. Daar wordt de oplossing naar de Ve trap nog even uitgesteld door een IIe trap te schrijven.

De song "There will never be another you" is in muziek genoteerd volgens bovenstaande regels van een transcriptie.

11.1.10 Transponeren

Transponeren is het spelen, zingen of schrijven van een lied in een andere dan door de componist geschreven toonsoort. Alle tonen worden gelijk verhoogd of verlaagd waardoor de verhouding tussen de tonen ongewijzigd blijft, evenals de tonaliteit. Alle toonladders kunnen naar willekeur getransponeerd worden. De zangoefeningen staan allemaal zoveel mogelijk in C grote terts zodat iedere beginner het kan lezen. Iedere keer als je een oefening een halve toon hoger of lager zingt, transponeer je naar een andere toonsoort. Als je schrijft wat je doet in de zangles transponeer je de oefeningen steeds een halve toon hoger waardoor je iedere keer in een andere toonsoort terecht komt. Een voorbeeld van een werk van J. S. Bach in alle twaalf toonsoorten die er zijn is “Das Wohltemperierte Klavier”. Ieder stuk is in een andere toonsoort geschreven. Ze zijn allemaal anders van karakter omdat de stemming van de intervallen soms groter of kleiner is om alle octaven op de piano met elkaar in overeenstemming te laten. Dit is een stukje “geluidsleer”. Dit is een vak waar niet alleen muzikanten mee te maken hebben, maar ook geluidstechnici in studio’s en architecten die de akoestiek van een zaal of kamer moeten creëren.
Als de eerste oefening voorgezongen wordt en verteld wordt dat het de eerste oefening van de solfège oefeningen uit de scriptie is, kun je deze herkennen als je zelf gaat studeren. Onthoud de 1e zangoefening in de zangles, dan herken je de melodie lijnen van de noten die je ziet op de 1e bladzijde en leer je ze lezen. Het is niet moeilijk: het alfabet leerde je ook omdat iemand vertelde dat de “A” een “A” is. De dingen komen niet allemaal tegelijk, maar na elkaar. Na de “A” komt de “B”. Als je niet veel kunt lezen, probeer dan de eerste tel van bijvoorbeeld een vierkwartsmaat na iedere maatstreep te zien. Als je vertrouwt op je eigen muzikaliteit, zul je de tweede, derde en vierde tel vanzelf kunnen invullen terwijl je luistert naar de piano en de muziek een fractie later volgt. Zo kun je het tempo bijhouden van een groep.

11.2 Metrum en ritme

11.2.1 Maat

Indeling van de tijd in delen van gelijke duur. Deze delen bevatten een hoeveelheid tellen, geschreven tussen de maatstrepen.

Voorbeelden.
Een vierkwartsmaat (44) duurt vier tellen, iedere tel aangegeven door een kwartnoot. Een hele noot strekt zich in dit geval uit over de hele maat
en duurt dus vier tellen, een halve duurt twee tellen, een kwart duurt één tel.

Een twee-halve maat (22) ook wel alla breve genoemd, duurt twee tellen.
Een hele noot strekt zich in dit geval dus uit over twee tellen, een halve duurt één tel.

Een drie kwarts maat (34) duurt drie tellen, iedere tel aangegeven door een kwartnoot. Een gepuncteerde halve noot duurt drie tellen.
De 3/4 maat heeft de grootste swing.

Een zes achtste maat (68) duurt zes tellen, iedere tel aangegeven door een achtste noot. Een kwart noot duurt twee achtsten (tellen),
een gepuncteerde kwart duurt drie achtsten (tellen). De 6/8 maat wordt gebruikt voor de jazz-waltz, en een achtste noot duurt een tel. De maatsoort is de groepering van de tijdseenheden (tellen) naar gelang van de ritmische zwaartepunten in groepen van twee, drie, vier, etc. De maatsoort wordt aan het begin van een muziekstuk (of ook verderop indien dat nodig is) aangegeven door een teken in de vorm van een breuk. De teller heeft het aantal tellen, de noemer correspondeert met die notenwaarde die een tel duurt.

11.2.2 Ritme

Ritme is de afwisseling van tonen van verschillende lengte binnen een gelijkmatig wederkerende tijdmaat.
Leer de waarde van de hele, halve, kwart, achtste en zestiende noten en rusten door de zangoefeningen en de maat en ritme oefeningen te doen.

>